De stichting van de Evangelisch-Lutherse gemeente te Vlissingen dateert uit het jaar 1735. Het was een direct gevolg van het op 11 juli 1734 genomen
besluit van de Middelburgse kerkenraad om predikant Theodorus de Hartogh wegens wangedrag te verbieden zijn ambt verder uit te oefenen. Daarop
besloot een veertigtal Lutheranen uit Vlissingen, die te Middelburg kerkten, uit onvrede met dit besluit -samen met een honderdtal Middelburgse
geloofsgenoten- het stadsbestuur te Vlissingen te verzoeken te mogen overgaan tot de stichting van een eigen gemeente.
Dit verzoek werd op 16 april 1735 ingewilligd. De voormalige Schuttershof van Sint Joris in de ( korte) Walstraat ( bekend als de Doelen) kon voor
400 ponden Vlaams ( ca. € 2400,-) worden aangekocht om het als kerkgebouw te kunnen inrichten. De inwijding geschiedde vervolgens op 29 juli 1735.
Voornoemde Th. de Hartogh werd beroepen als eerste predikant. Na zijn dood in 1741, en met name na het beroep dat de Middelburgse gemeente
deed op zijn opvolger, Christophorus Michels, keerde een groot aantal Middelburgse Lutheranen terug naar hun oude gemeente. De groei van de
gemeente te Vlissingen stagneerde daardoor echter niet. Het economisch klimaat in Middelburg in de achttiende eeuw zorgde voor een toestroom van
handelslieden en scheepsvolk.
Ook Vlissingen als havenstad profiteerde van deze ontwikkeling en beide gemeenten konden nieuwe lidmaten uit de Duitse, Scandinavische en
Baltische landen verwelkomen. Vanwege deze toename van het aantal leden ontstond er plaatsgebrek in de kerk.
In 1778 werd daarom besloten het gebouw te vergroten.
Hiertoe schonk Willem V 200 ducaten ( ca. € 1.050,=) en het stadsbestuur € 600,=.
Een gedenksteen boven de toegangspoort herinnert aan deze uitbreiding en renovatie.
De inwijding van het nieuwe bedehuis vond plaats op 14 maart 1779. In 1790 kon ook tot de aanschaf van een orgel worden overgegaan
( zie Appendix, C). De grote omslag kwam ook voor Vlissingen in de Franse tijd. De economische bedrijvigheid kwam nagenoeg geheel stil te liggen.
Bovendien werd de stad in 1808 getroffen door een zware overstroming en een jaar later door het oorlogsgeweld van de Engelse invasie op Walcheren.
Met financiële steun van de zustergemeenten te Amsterdam en Rotterdam kon het zwaar gehavende kerkgebouw later wel weer worden hersteld,
maar het zielenaantal was flink afgenomen. In 1890 telde de gemeente nog slechts 350 leden. In de loop van de twintigste eeuw nam dit aantal verder
af, zodat men in 1922 genoodzaakt werd één predikant voor de beide gemeenten, Middelburg en Vlissingen, te benoemen. Ondanks de negatieve
ontwikkelingen bleek er nog financiële ruimte voor het herstel van het kerkgebouw ( 1905), het aanbrengen van elektrische verlichting (1924) en de
aankoop van een nieuw orgel, in de bestaande kas (1925).
De watersnoodramp van 1953 bracht veel schade toe aan het kerkgebouw. Met steun van het Rampenfonds kon men tot restauratie overgaan en werd
een volledig nieuw orgel geplaatst.
Op 13 oktober 1985 vierde men nog het 250-jarig bestaan.
Op 1 januari 1989 werd besloten de gemeente Vlissingen, samen met die van Groede en die van Middelburg, te fuseren tot één nieuwe gemeente,
de Evangelisch Lutherse gemeente Middelburg.
Het kerkgebouw was reeds in 1988 verkocht aan de Hersteld Apostolische Zendingsgemeente te Vlissingen. De voorgevel van de kerk met zijn
eenvoudige daklijst en rondboogvensters is geheel opgenomen in de straatwand. Boven de renaissancistische poortomlijsting is een gedenksteen
aangebracht met het opschrift “RENOVAT / 1778”.
foto uit 1925:
Standaart bouwt een nieuw orgel in de kas
van een orgel door Frederik van der Weele in 1820
111111111111111