1778 Johannes Mitterreither vervaardigt een één-klaviers orgel.
1800 Johann Pieter Schmidt verzorgt uitbreiding.
Het orgel krijgt een bovenwerk met 5 registers.
Hierdoor verhuizen 2 registers van het hoofdwerk naar het bovenwerk.
1953 De watersnoodramp treft veel kerken en hun orgels.
1957-1960 Kerkrestauratie.
In deze periode ondergaat het orgel een drastische wijziging: het binnenwerk wordt gesloopt
en al het pijpwerk omgesmolten.
1962 De Zweedse orgelbouwer Olof Hammarberg plaatst een nieuw orgel in de oude kast.
De claviatuur bevindt zich aan de achterzijde.
Bron:
– Eigen waarneming ( 2009)
– Informatie vanuit de Evangelisch-Lutherse Gemeente Zierikzee
– “Het Historische orgel in Nederland”, deel 3, NIVO 1999, pagina 165 t/m 167
Jeroen de Haan, 9 februari 2010 ( informatie van www.jeroendehaan.net)
Dispositie: zie N.A. Knocks’ dispositieverzameling 1788.
Het orgel, waaraan gewerkt werd van 1774 tot 1777, bevatte onder andere een 16-voets hoofdmanuaal, een 8-voets rugwerk, 4-voets bovenwerk
en een 8-voets pedaal ( waarmee de prestantbasis is bedoeld).
Daarmee stond het duidelijk in de traditie van eerder gemaakte orgels, van vóór de ‘verduitsing’ dus. Maar er zijn ook verschillen: een quintadeen
op het bovenwerk ontbreekt.
De klavieromvang van 49 tonen is curieus voor die tijd; ouderwets is echter weer de rijke bezetting van het prestantregister op het bovenwerk.
Maar ook zijn moderne registers ( zoals een fluit travers) gedisponeerd.
Het orgel had een koninklijk uiterlijk; ornamenten waren vervaardigd door de beeldhouwer Johannes Schaddé uit Leiden.
Fraai waren ook de balustraden; en interessant is de compositie van hoofd manuaal, bovenwerk en pedaal in het grote front.
Er bestaat enige verwantschap met fronten van ( veel kleinere) orgels in Leiden en Woubrugge.
DE GESCHIEDENIS VAN HET KERKORGEL
Het orgel werd in 1778 gebouwd door de Leidse orgelmaker Johannes Josephus Mitterreither ( Graz 1733 – Leiden 20-01-1800), die uit een Oostenrijks
geslacht van orgelbouwers stamde.
Na zijn komst naar Nederland werkte hij aanvankelijk bij J.J. Moreau uit Rotterdam die in Gouda het befaamde orgel van de St. Jan bouwde.
In 1761 vestigde hij zich te Gouda als medewerker van H.H. Hess, en in 1769 startte Mitterreither een eigen bedrijf in Leiden. Hij behoorde tot de
belangrijkste orgelbouwers van ons land aan het eind van de 18e eeuw. Hij bouwde een veertigtal orgels, meest bescheiden van omvang.
Naast een aantal huisorgels zijn er in Nederland nog negen van zijn kerkorgels min of meer in originele staat bewaard gebleven, alsmede twee
kasten van zijn orgels.
Andere orgels van Mitterreither kan men vinden in Berlikum ( uit 1780, in de Hervormde Kerk), in Bokhoven ( uit 1800, Rooms Katholieke Heilige
Antonius Abt Kerk, oorspronkelijk afkomstig uit Brielle), in Leiden ( uit 1769, in Rooms Katholieke Lodewijkskerk), in Leiden ( uit 1774,
in de Lokhorstkerk), in Leiderdorp ( uit 1781, in de Hervormde Kerk), in Steenderen ( uit 1780, in de Hervormde Kerk),
in Woubrugge (uit 1794, in de Hervormde Kerk) en in Zaandam ( uit 1786 in Rooms Katholieke Heilige Bonifatiuskerk).
Alleen nog de kast vindt men in Zierikzee in de Evangelisch Lutherse Kerk ( uit 1778) en in Gouda in de Oud-Katholieke kerk ( uit 1778).
⇒ De vloedgolf nam later pas de orgels mee.
Dit artikel komt voor in dossier: Watersnoodramp 1953
Geplaatst : 29 januari 2003 door onze redacteur Peter Sneep
BROUWERSHAVEN – ,,Het rampenfonds – het dient met dankbaarheid te worden erkend – heeft Schouwen-Duiveland verwend met orgels”, schrijft
het Hervormd Kerkblad voor Schouwen-Duiveland elf jaar na de Watersnoodramp. Prosper Sevestre, organist van de Grote kerk in Brouwershaven
heeft gemengde gevoelens bij zo’n zinnetje.
“Sommige waardevolle orgels uit de 19e eeuw hebben het veld moeten ruimen voor nieuwe instrumenten, zonder dat daarvoor een dwingende
reden was.” Alleen al op dat zwaar getroffen Zeeuwse eiland verrezen na de ramp zeker zestien nieuwe instrumenten.
Sevestre ging op onderzoek uit en publiceerde zijn bevindingen in 1995 in ‘Het Orgel’, het maandblad van de Koninklijke Nederlandse
Organistenvereniging waarvan hij in die tijd bestuurslid was.
“Er zijn in die tijd heel wat orgels opgeruimd van mindere kwaliteit. Dan kun je denken aan de elektropneumatische fabrieksorgels van de
firma Dekker uit Goes. Daarover zal niemand treuren.”
Maar in Zierikzee verdwenen vier waardevolle orgels. In de Evangelisch Lutherse kerk stond bijvoorbeeld een orgel van Mitterreither en Schmidt
uit 1778 en 1799. Sevestre sprak met de toenmalige organist, Wim Goudswaard, die na de ramp nog zes jaar dat orgel bespeeld heeft. “Die man
herinnert zich, dat hij op een bepaald moment de kerk niet in mocht. Binnen werd het orgel afgebroken en Goudswaard mocht niet zien dat ze pijpen
naar beneden aan het gooien waren. Reken maar dat hij erbij heeft staan huilen.”
Andere waardevolle orgels uit Zierikzee stonden in de Gasthuiskerk ( Van Dam 1887), de Rooms-katholieke Kerk ( Rütter 1868) en de Gereformeerde
Kerk ( Proper 1887).
Vervalperiode
Niet elk orgel werd weggegooid. Het orgel van de Gasthuiskerk kreeg een nieuw leven in de parochiekerk van het Hoogerheide. Sevestre is in dat
Brabantse dorp gaan kijken en trof een prachtig orgel aan.
“Oudere kerkgangers van de Gasthuiskerk weten zich dit orgel nog te herinneren. ‘Ik mis het nog elke zondag.
Het oude orgel klonk tien keer zo lief als het nieuwe’, zei een van hen tegen mij.”
Volgens Sevestre is de nieuwbouwgolf te verklaren vanuit een samenloop van omstandigheden. “Orgels in Zeeland hadden niet alleen te lijden gehad
van de watersnoodramp, maar ook eerder al van het oorlogsgeweld in de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog kwam een nieuwe stroming op in de
orgelbouw, die zich sterk afzette tegen de bouwwijze van tijd ervoor, die aangeduid wordt met de term ‘vervalperiode’.”
De nieuwe beweging, de Neobarok, hield van scherp, strak en hoog. De landelijk opererende Hervormde orgelcommissie keurde na de ramp zowat
alle instrumenten in de getroffen provincie, ook die in rooms-katholieke en gereformeerde kerken. In de commissie zat onder meer Lambert Erné,
een vurig aanhanger van de nieuwe stroming. Saillant detail is, dat de voorzitter van het Nationaal Rampenfonds tevens vice-voorzitter was van de
Hervormde orgelcommissie. Zo kwam Zeeland vol te staan met scherpe orgels, betaald door het rampenfonds. “Zeeland is een orgelparadijs geworden
van de eerste rang”, ronkt Erné in 1969.
Zangerig
De noodhulp leverde een enorm bedrag op. Geld kwam uit alle delen van de wereld. Scandinavische landen leverden houten noodwoningen en
Zweden schonk Zierikzee een nieuw ziekenhuis, dat de naam kreeg van de toenmalige Zweedse koning.
Rampenfonds en orgelcommissie hoefden vanwege al dat geld niet op een cent te kijken.
Nederlandse orgelbouwers deden amper mee in de modieuze nieuwbouwgolf. De opdrachten gingen vooral naar Scandinavische bouwers onder
wie het Deense bedrijf Marcussen en het Zweedse Hammarberg.
Wellicht was het uit dank voor de verkregen hulp. “De enige Nederlandse orgelbouwer die veel in Zeeland mocht doen, was Van Vulpen uit Utrecht”,
weet Sevestre. “Lambert Erné, die ook in Utrecht woonde, schijnt daar eens binnengelopen te zijn en heeft het bedrijf overgehaald tot de Neobarok.”
De orgelmode is alweer veranderd. Mild en zangerig in nu het credo. Met enige spijt wordt teruggekeken op wat Sevestre omschrijft als ‘de ramp na
de ramp’. Hij heeft tijdens zijn onderzoek amper kunnen achterhalen hoe de orgelcommissie het voor elkaar heeft kunnen krijgen, al die orgels af te
keuren. “Sommige orgels hadden best behouden kunnen worden. Kijk maar naar het orgel dat nu in Hoogerheide is terechtgekomen.”
In 1778 werd een nieuw orgel in de Evangelisch Lutherse Kerk te Zierikzee geplaatst. Het was een geschenk van het gemeentelid Gerrit Holman en
werd gebouwd door Johannes Mitterreither, orgelmaker te Gouda maar geboren in Oostenrijk.
De oorspronkelijke dispositie van het voormalige Mitterreither-orgel (1778): | ||
Manuaal: Prestant Holpijp Quintadeen Octaaf Spitsfluit Octaaf Gemshoorn Tertiaan Fluit basc. Mixtuur basc./disc. Cornet disc. Dulciaan basc./disc.Trompet basc./disc. |
8 voet 8 voet 8 voet 4 voet 4 voet 2 voet 2 voet 1 1/4 voet 1 voet IV-VII sterk IV sterk 8 voet 8 voet |
Pedaal: Aangehangen |
Overige gegevens: Manuaalomvang: ? Pedaalomvang: ? Stemming: ? Toonhoogte: a’ = 440 Hz Tractuur: mechanische sleepladen |
In 1799 werd, zulks mogelijk gemaakt door een legaat van dezelfde Gerrit Holman, het instrument uitgebreid met een van een tweede manuaal te
bespelen bovenwerkje met welke werkzaamheden Johann Pieter Schmidt te Gouda werd belast. Daarbij verviel de Fluit 1′ (bas), de Quintadeen en
de Dulciaan verhuisden naar het Bovenwerk en op het Hoofdwerk werd een Bourdon 16′ (disc.) geplaatst.
De dispositie van het voormalige Mitterreither-orgel (1778) vanaf 1799: | ||||
Hoofdwerk: Bourdon disc. Prestant Holpijp Octaaf Spitsfluit Octaaf Gemshoorn Tertiaan Mixtuur basc./disc. Cornet disc. Trompet basc./disc. |
16 voet |
Bovenwerk: Prestant disc. Holpijp basc./disc. Fluit basc./disc. Nasard basc./disc. Dulciaan basc./disc. |
8 voet 8 voet 4 voet 3 voet 8 voet |
Pedaal: Aangehangen |
Overige gegevens: Manuaalomvang : ? Pedaalomvang : ? Stemming : ? Toonhoogte : a’ = 440 Hz Tractuur : mechanische sleepladen |
Gedurende de 19de eeuw werd het instrument onderhouden door de orgelmaker A. Meere te Utrecht en Kam en Van der Meulen te Rotterdam.
In 1874 werden de balgen vervangen en werden de klavieren vernieuwd en verplaatst.
Deze werkzaamheden werden uitgevoerd door de gebroeders Franssen te Roermond, die daarna het orgel onderhielden.
Na de watersnoodramp van 1953 werden door het Rampenfonds niet alleen gelden beschikbaar gesteld voor het herstel van de kerk maar ook voor
de bouw van een nieuw orgel. Dit terwijl het orgel geen noemenswaardige schade had opgelopen. Het instrument verkeerde anderzijds op dat
moment reeds in een slechte staat. Het pijpwerk werd helaas verkocht om omgesmolten te worden en het binnenwerk werd gesloopt, maar
opgemerkt moet worden, dat gezien laatst vermelde dispositie niet bekend is hoeveel van het originele pijpwerk toen nog aanwezig was.
De dispositie van het voormalige Mitterreither-orgel (1778) tot 1960: | ||||
Hoofdwerk: Bourdon disc. Prestant Roerfluit Octaaf Spitsfluit Octaaf Cornet disc. Trompet basc./disc. |
16 voet 8 voet 8 voet 4 voet 4 voet 2 voet IV sterk 8 voet |
Bovenwerk: Prestant disc. Holpijp basc./disc. Viola di Gamba Fluit basc./disc. Piccolo |
8 voet 8 voet 8 voet 4 voet 2 voet |
Pedaal: Aangehangen |
Overige gegevens: Manuaalomvang : ? Pedaalomvang : ? Stemming : ? Toonhoogte : a’ = 440 Hz Tractuur : mechanische sleepladen |
Huidig orgel:
In 1960 werd met tussenkomst van de Orgelcommissie van de Nederlandse Hervormde Kerk aan de Zweedse orgelbouwer Olof Hammarberg
opdracht gegeven om met gebruikmaking van het oude front een nieuw orgel te bouwen. Op 16 november 1962 werd dit instrument in gebruik
genomen onder andere met een bespeling door Lambert Erné.
De dispositie van het Hammarberg-orgel (1962): | |||||
Hoofdwerk:Prinzipal Rohrflote Oktave Gedackt Flote Oktave Mixtur |
8 voet 8 voet 4 voet 4 voet 2 voet IV sterk |
Nevenwerk: Gedackt Rohrflote Prinzipal Oktave Sesquialtera |
8 voet 4 voet 2 voet 1 voet II sterk |
Pedaal: Subbass Gedackt Pommer Regal |
16 voet 8 voet 4 voet |
Werktuiglijke registers: Koppel Hoofdwerk – Nevenwerk Koppel Pedaal – Hoofdwerk |
|||||
Overige gegevens: Manuaalomvang : ? Pedaalomvang : ? Stemming : ? Toonhoogte : a’ = 440 Hz Tractuur : mechanische sleepladen |