Het zegel van Groede kan alleen begrepen worden, wanneer men de
geschiedenis van deze gemeente kent. Zij is namelijk ontstaan door de
komst van Lutheranen uit Salzburg-Dürnberg, die om hun geloof uit hun
vaderland werden verbannen krachtens het Landverhuizersedict van de
bisschop van Salzburg.
Op verzoek van de regering van het Vrije van Sluis, waar gebrek aan arbeidskrachten
heerste, konden zij zich in Zeeuws-Vlaanderen vestigen.
In 1732 verliet een 800-tal van deze bannelingen, vooral bergwerkers, Dürnberg.
Zij kwamen in maart 1733 aan met een eigen predikant ds. J.G. Fischer.
De meesten vestigden zich in de omgeving van Groede, zodat daar een gemeente kon worden gevormd. In 1743 kregen deze Lutheranen een eigen
kerk, vooral door steun van Amsterdam.
Het zegel toont zo’n banneling: hij knielt blootshoofds – hoed en wandelstaf liggen naast hem op de grond – voor een brandend altaar om dank te
zeggen voor het licht uit de hemel, dat hem op het zegel ook in feite vanuit de Hebreeuwse Godsnaam overstraalt.
Hij houdt de linkerhand op zijn borst en heeft het hoofd omhoog geheven. Op het altaar wordt verwezen naar Hebreeën 11, waarvan meerdere
zinsneden op de Salzburger bannelingen van toepassing geacht kunnen worden te zijn.
Het randschrift luidt:
“SIGILL : ECCL : INV : AVG.CONF.SALTSB”
Het randschrift van het kerkzegel betekent:
Zegel van de gemeente der Onveranderde Augsburgse geloofsbelijdenis uit Salzburg, terwijl onderaan in een afsnede nog CATSAND staat.
Groede vormt een deel van een groter gebied in westelijk Zeeuws-Vlaanderen, waar o.a. Cadzand ligt.
Het later in gebruik genomen cliché laat ook in dit geval weer een slordige, minder fraaie uitvoering zien.
Zodat ook hier de vraag gewettigd is: waarom behelpt men zich met een lelijke kopie van het mooie zegel?
In 1990 is de gemeente met die van Middelburg en Vlissingen tot één gemeente samengevoegd. De kerk is overgedragen aan een cultureel-kerkelijke
stichting.